William van Ockham (circa 1287 – 10 april 1347) was een Engelse Franciscaner broeder, scholastisch filosoof, apologeet en katholiek theoloog, die een belangrijke rol speelde in de intellectuele en politieke controverses van de 14e eeuw. Hij wordt vooral herinnerd vanwege het methodologische principe dat bekend staat als Ockhams scheermes, maar hij leverde ook belangrijke bijdragen aan logica, natuurkunde en theologie. Deze tekst verkent zijn leven, filosofische gedachten, en de invloed die hij had op latere denkers en stromingen.
Inhoudsopgave
Vroege jaren en opleiding
William van Ockham werd geboren in Ockham, Surrey, rond 1287. Hij kreeg zijn basisopleiding in het London House van de Greyfriars en vervolgde zijn studie theologie aan de Universiteit van Oxford van 1309 tot 1321. Hoewel hij alle vereisten voor een meesterstitel in theologie voltooide, werd hij nooit officieel regentmeester, waardoor hij de eretitel Venerabilis Inceptor (“Eerbiedwaardige Beginner”) kreeg.
Tijdens de middeleeuwen was Peter Lombard’s Sententiae een standaardwerk in de theologie, en veel ambitieuze theologische geleerden schreven commentaren op dit werk. William van Ockham was een van deze geleerden, maar zijn commentaar werd niet goed ontvangen door zijn collega’s of de kerkelijke autoriteiten. In 1324 werd zijn commentaar als onorthodox veroordeeld door een synode van bisschoppen, en hij werd naar Avignon geroepen om zich voor een pauselijke rechtbank te verdedigen.
Controverse en ballingschap
Een alternatieve verklaring, voorgesteld door George Knysh, suggereert dat hij aanvankelijk als professor in de filosofie werd aangesteld in Avignon en dat zijn disciplinaire problemen pas in 1327 begonnen. De Franciscaner minister-generaal, Michael van Cesena, was naar Avignon geroepen om zich te verantwoorden wegens ketterij, en William van Ockham raakte betrokken bij het debat over apostolische armoede, wat leidde tot een conflict met paus Johannes XXII. Vanwege de aanval van de paus op de regel van Sint Franciscus vluchtten William van Ockham en andere vooraanstaande Franciscanen naar het hof van de Heilige Roomse keizer Lodewijk IV van Beieren, die William’s beschermheer werd.
In ruil voor bescherming schreef William verhandelingen die betoogden dat keizer Lodewijk de hoogste controle over kerk en staat in het Heilige Roomse Rijk zou moeten hebben. In 1328 werd William officieel geëxcommuniceerd, maar hij bleef betogen dat Johannes XXII een ketter was vanwege zijn aanval op de leer van apostolische armoede.
Latere jaren en overlijden
William van Ockham besteedde de rest van zijn leven aan het schrijven over politieke kwesties, inclusief de relatieve autoriteit en rechten van geestelijke en wereldlijke machten. Na de dood van Michael van Cesena in 1342, werd William de leider van de kleine groep dissidente Franciscanen die in ballingschap leefden met Lodewijk IV. William van Ockham stierf op 9 april 1347, kort voor het uitbreken van de pest.
Filosofische gedachten
Scholastiek en hervorming
In de scholastiek pleitte William van Ockham voor hervorming in zowel methode als inhoud, met als doel simplificatie. Hij nam veel over van eerdere theologen, vooral Duns Scotus, maar hij reageerde ook tegen Scotus in verschillende gebieden, zoals predestinatie, boetedoening, en zijn begrip van universalia.
Geloof en rede
William van Ockham was een voorstander van fideïsme, waarbij hij stelde dat alleen het geloof toegang geeft tot theologische waarheden. Hij geloofde dat wetenschap een kwestie van ontdekking is en zag God als de enige ontologische noodzaak. Zijn belang ligt in zijn kritische benadering van theologie, in plaats van het bouwen van systemen.
Nominalisme
William van Ockham was een pionier van het nominalisme en wordt door sommigen beschouwd als de vader van de moderne epistemologie vanwege zijn sterk beargumenteerde positie dat alleen individuen bestaan, in plaats van supra-individuele universalia, essenties of vormen. Universalia zijn volgens hem producten van abstractie door de menselijke geest en hebben geen extra-mentaal bestaan.
Efficiënt redeneren
Een belangrijke bijdrage van William van Ockham aan de moderne wetenschap en intellectuele cultuur was efficiënt redeneren met het principe van spaarzaamheid in verklaring en theorieopbouw, bekend als Ockhams scheermes. Dit principe stelt dat men altijd moet kiezen voor een verklaring met de minste mogelijke oorzaken, factoren of variabelen. Hoewel de bekende formulering van dit principe niet in zijn geschriften voorkomt, formuleert hij het als: “Niets mag worden aangenomen zonder een gegeven reden, tenzij het zelf-evident is, door ervaring bekend is, of bewezen is door de autoriteit van de Heilige Schrift.”
Politieke theorieën
Scheiding van kerk en staat
William van Ockham wordt steeds meer erkend als een belangrijke bijdrager aan de ontwikkeling van westerse constitutionele ideeën, vooral die van een regering met beperkte verantwoordelijkheid. Hij was een van de eerste middeleeuwse auteurs die een vorm van scheiding van kerk en staat bepleitte en speelde een cruciale rol in de vroege ontwikkeling van het idee van eigendomsrechten.
William betoogde dat de geestelijke en wereldlijke macht gescheiden moesten blijven. Hij geloofde dat de paus en kerkelijke autoriteiten geen recht of basis hadden om wereldlijke macht uit te oefenen, zoals het bezitten van eigendom, en dat dit exclusief aan wereldlijke heersers toekwam. Hij citeerde 2 Timoteüs 2:4 om zijn standpunt te onderbouwen dat wereldlijke macht bij aardse heersers hoorde, die het belang van het volk moesten dienen.
Sociale contracttheorie
William van Ockham geloofde dat God de mensheid, inclusief niet-christenen, na de zondeval twee machten had gegeven: privé-eigendom en het recht om hun heersers te kiezen. Deze heersers zouden het belang van het volk moeten dienen en niet dat van een speciale elite. Hiermee liep hij vooruit op de formulering van de sociale contracttheorie, zoals die later door Thomas Hobbes werd ontwikkeld.
Apostolische armoede en economische theorie
De discussie over de ketterij van de Franciscanen, die apostolische armoede bepleitten, leidde William van Ockham ertoe enkele fundamentele principes van economische theorie en eigendomstheorie te formuleren. De Franciscanen vermeden zowel privé- als gemeenschappelijk eigendom door goederen te gebruiken zonder enige rechten, terwijl het eigendom nog steeds toebehoorde aan de schenker of de paus. Paus Johannes XXII schreef echter dat gebruik zonder eigendom niet te rechtvaardigen was, wat leidde tot een diepgaand debat over eigendomsrechten en gebruik.
Invloed van Ockhams scheermes
Toepassing in de wetenschap
Ockhams scheermes, een principe van ontologische spaarzaamheid, stelt dat entiteiten niet vermenigvuldigd moeten worden zonder noodzaak. Dit principe is van grote invloed geweest op de wetenschappelijke methode en het ontwikkelen van theorieën. Bertrand Russell interpreteerde dit principe als het vermijden van het aannemen van hypothetische entiteiten als ze niet strikt noodzakelijk zijn voor de verklaring van een fenomeen.
Ontologische paromnie
Voor William van Ockham was de enige echt noodzakelijke entiteit God; alles anders is contingent. Hij accepteerde daarom niet het principe van voldoende reden en verwierp de onderscheiding tussen essentie en bestaan. Zijn scepticisme leidde tot de doctrine dat menselijke rede het onsterfelijke van de ziel, noch het bestaan, de eenheid en oneindigheid van God kan bewijzen; deze waarheden zijn volgens hem alleen bekend door openbaring.
Bijdragen aan de natuurlijke filosofie
Aristotelische kritiek
William van Ockham schreef veel over natuurlijke filosofie, inclusief een lange commentaar op Aristoteles’ Fysica. Volgens het principe van ontologische spaarzaamheid hoeven we niet alle tien categorieën van Aristoteles te accepteren; bijvoorbeeld, de categorie van kwantiteit is niet “echt”, aangezien wiskundige entiteiten niet “reëel” zijn. Wiskunde moet worden toegepast op andere categorieën, zoals de categorieën van substantie of kwaliteiten, waarmee hij de moderne wetenschappelijke renaissance anticipeerde terwijl hij het Aristotelische verbod op metabasis schond.
Theorie van kennis
In de kennistheorie verwierp William van Ockham de scholastieke theorie van soorten als onnodig en niet ondersteund door ervaring, ten gunste van een abstractietheorie. Dit was een belangrijke ontwikkeling in de laatmiddeleeuwse epistemologie. Hij maakte ook een onderscheid tussen intuïtieve en abstracte cognitie; intuïtieve cognitie hangt af van het bestaan of niet-bestaan van het object, terwijl abstracte cognitie het object abstraheert van het existentiepredicaat. Interpreten zijn het nog niet eens over de rol van deze twee soorten cognitieve activiteiten.
Logica en semantiek
Bijdragen aan de logica
In de logica formuleerde William van Ockham de wetten die later bekend werden als de wetten van De Morgan, en hij overwoog een logisch systeem met drie waarheidswaarden, een concept dat later werd opgepakt in de wiskundige logica van de 19e en 20e eeuw. Zijn bijdragen aan de semantiek, vooral aan de rijping van de theorie van suppositie, worden nog steeds bestudeerd door logici. Hij was waarschijnlijk de eerste logicus die effectief omging met lege termen in de Aristotelische syllogistiek.
Semantische theorie
William van Ockham ontwikkelde een semantische theorie die precies paste bij de syllogistiek. Volgens zijn semantiek is een argument geldig als en alleen als het geldig is volgens de Prior Analytics. Deze benadering wordt nog steeds beschouwd als een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van de logica.
Theologische opvattingen
Kerkelijke autoriteit
William van Ockham ontkende de pauselijke onfeilbaarheid en ging vaak in conflict met de paus. Hoewel sommige theologen hem als een proto-protestant beschouwen vanwege zijn kritische houding, heeft hij de Rooms-Katholieke Kerk nooit formeel afgezworen. Ockham was van mening dat kerkelijke concilies feilbaar waren, aangezien individuele leden van de raad ook feilbaar waren. Deze opvatting loopt vooruit op bepaalde elementen van Luthers leer van sola scriptura.
Scheiding van kerk en staat
William van Ockham pleitte voor een strikte scheiding tussen kerk en staat. Hij geloofde dat de paus en de keizer gescheiden machten moesten zijn, en dat kerkelijke autoriteiten geen wereldlijke macht of eigendom mochten hebben. Hij vond dat wereldlijke heersers de bevoegdheid hadden om de paus ter verantwoording te roepen als dat nodig was, en dat kerkelijke macht niet mocht interfereren met wereldlijke zaken.
Apostolische armoede
Ockham verdedigde het idee van vrijwillige armoede, zoals gepraktiseerd door de Franciscaanse orde. Hij geloofde dat Jezus en zijn apostelen geen eigendom bezaten, noch individueel noch gemeenschappelijk, en dat de Regel van Sint Franciscus, die dit voorschrijft, moest worden nageleefd. Dit bracht hem in conflict met paus Johannes XXII, die deze interpretatie van apostolische armoede afwees.
Zielsopvattingen
Ockham ging ook in tegen paus Johannes XXII over de kwestie van de Zalige Visie. De paus stelde dat de zielen van christenen niet onmiddellijk na de dood de visie van God zouden ervaren, maar dat deze visie zou worden uitgesteld tot het Laatste Oordeel. Ockham verwierp deze opvatting en verdedigde het idee dat de zielen van de rechtvaardigen onmiddellijk na de dood de visie van God zouden ervaren.
Invloed op de literatuur
Ockhamisme en nominalisme in de literatuur
William van Ockham en zijn werken zijn besproken als mogelijke invloeden op verschillende laatmiddeleeuwse literaire figuren en werken, waaronder Geoffrey Chaucer, Jean Molinet, en de dichter van Sir Gawain en de Groene Ridder. Hoewel directe verbanden tussen Ockham en deze auteurs vaak moeilijk te bewijzen zijn, hebben veel geleerden overeenkomsten gevonden tussen Ockhamistische en nominalistische filosofieën en literaire teksten uit de middeleeuwen tot aan de postmoderne tijd.
Erasmus en kritiek
Erasmus bekritiseerde Ockham in zijn werk Lof der Zotheid, waarin hij zowel Ockham als Duns Scotus beschuldigde van het veroorzaken van onnodige controverses binnen de kerk. Deze kritiek toont aan dat Ockhams invloed reikte tot in de humanistische kringen van de Renaissance.
Werken van William van Ockham
Filosofische werken
- Summa Logicae (circa 1323) – Een fundamenteel werk in de logica waarin Ockham veel van zijn ideeën over semantiek en suppositie uiteenzet.
- Expositio in Libros Physicorum Aristotelis – Een uitgebreid commentaar op Aristoteles’ Fysica waarin hij zijn natuurfilosofische opvattingen ontwikkelt.
- Tractatus de Praedestinatione et de Praescientia Dei respectu Futurorum Contingentium – Een verhandeling over predestinatie en Gods voorkennis met betrekking tot toekomstige contingente gebeurtenissen.
Theologische werken
- Commentaar op de Sententies van Peter Lombard – Een uitgebreid werk waarin Ockham zijn theologische opvattingen uiteenzet.
- Quodlibeta Septem – Een verzameling van zeven quodlibetische kwesties die verschillende theologische en filosofische onderwerpen behandelen.
Politieke werken
- Opus nonaginta dierum (1332–1334) – Een politiek werk waarin Ockham zijn opvattingen over de relatie tussen kerk en staat uiteenzet.
- Dialogus (voor 1335) – Een dialoog waarin Ockham zijn ideeën over de macht van de paus en de keizer bespreekt.
Conclusie
William van Ockham was een invloedrijke figuur in de middeleeuwse filosofie en theologie. Zijn bijdragen aan de logica, zijn pleidooi voor nominalisme, en zijn politieke theorieën hebben een blijvende impact gehad op zowel zijn tijdgenoten als latere denkers. Ockhams scheermes blijft een fundamenteel principe in de wetenschappelijke methode en zijn ideeën over de scheiding van kerk en staat hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van moderne politieke theorieën.
Bronnen en meer informatie
- George Knysh – Zijn alternatieve verklaring van Ockhams vroege jaren in Avignon.
- Bertrand Russell – Zijn interpretatie van Ockhams scheermes.
- Erasmus – Kritiek op Ockham in Lof der Zotheid.
- William van Ockham: Opera Philosophica et Theologica – De standaardeditie van zijn filosofische en theologische werken.