Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (VWO)

Vwo-studenten in Nederland werken samen in een modern klaslokaal, bezig met wetenschap, geschiedenis en klassieke talen.
Een dynamisch vwo-klaslokaal in Nederland, waar leerlingen deelnemen aan verschillende vakken zoals wetenschap, geschiedenis en talen.

Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, vaak afgekort als vwo, is een vorm van voortgezet onderwijs in Nederland die voorbereidt op een vervolgstudie aan een hogeschool (hbo) of universiteit. Het vwo duurt zes jaar en is bedoeld voor leerlingen van ongeveer 12 tot 18 jaar. Dit onderwijstraject bestaat uit verschillende vormen, waaronder het atheneum, gymnasium, tweetalig onderwijs (tto), technasium en vwo-plus. Hoewel de inhoud van deze vormen kan verschillen, biedt elk van deze vwo-trajecten dezelfde voorbereiding op het hoger onderwijs.

Onderwijsstructuur en varianten van het vwo

Het vwo kent verschillende varianten die zijn toegesneden op de behoeften en interesses van de leerlingen:

  • Atheneum: Een van de meest gekozen vormen van het vwo, zonder de klassieke talen Latijn en Grieks.
  • Gymnasium: Deze variant biedt, naast het reguliere vwo-curriculum, ook vakken als Latijn en Grieks aan.
  • Tweetalig onderwijs (tto): Hierbij krijgen leerlingen lessen in zowel Nederlands als Engels, wat hen voorbereidt op een internationale omgeving.
  • Technasium: Gericht op bètavakken, met een focus op projecten in de technologie en wetenschap.
  • Vwo-plus: Een uitdagende vorm van het vwo voor leerlingen die extra verdieping en verbreding willen.

Met ongeveer 20% van de basisschoolleerlingen die instromen op het vwo, vormt deze onderwijsvorm een belangrijke opstap naar academische en professionele carrières.

Toelating tot het vwo

De toelating tot het vwo is gebaseerd op een aantal criteria, waarvan de Cito Eindtoets Basisonderwijs de belangrijkste is. Een score van 545 of hoger is meestal vereist om te worden toegelaten tot het vwo. Scholen kunnen echter afwijken van deze norm en in sommige gevallen aanvullende tests afnemen, vooral als een leerling een score van 544 heeft behaald. Bij leerlingen die geen Cito-score hebben, zoals leerlingen met een buitenlandse schoolachtergrond, wordt toelating vaak gebaseerd op andere toetsen en een gesprek met de school.

Een andere factor bij toelating is leeftijd. Meestal worden leerlingen tussen de 12 en 18 jaar toegelaten, maar uitzonderingen voor jongere of oudere leerlingen komen soms voor, mits deze leerlingen voldoen aan de cognitieve eisen van het vwo.

De onderbouw van het vwo

De eerste drie jaar van het vwo worden de onderbouw genoemd. In deze fase volgen alle leerlingen een gemeenschappelijk curriculum, de zogenaamde basisvorming. Deze basisvorming bestaat uit een breed scala aan vakken die als fundamenteel worden beschouwd voor elke leerling, ongeacht het latere profiel dat zij kiezen in de bovenbouw. Voorbeelden hiervan zijn vakken als Nederlands, Engels, wiskunde en aardrijkskunde.

Leerlingen op het gymnasium krijgen in deze fase ook les in de klassieke talen, Latijn en Oudgrieks. Deze vakken vormen een belangrijk onderscheid ten opzichte van het atheneum, waar deze talen niet verplicht zijn. Aan het einde van de onderbouw kiezen leerlingen een profiel voor de bovenbouw, waarin zij zich verder specialiseren.

De bovenbouw van het vwo

Na de onderbouw stromen leerlingen door naar de bovenbouw, die de laatste drie jaar van het vwo omvat. In de bovenbouw kiezen leerlingen een profiel, een vakkenpakket dat hen voorbereidt op specifieke vervolgopleidingen. Het is in deze fase dat de meeste leerlingen hun schoolexamens en het centraal schriftelijk eindexamen afleggen. De bovenbouw is gericht op verdieping en specialisatie, waarbij leerlingen ook hun profielwerkstuk schrijven – een belangrijk onderdeel van hun eindexamen.

Profielkeuze op het vwo

Net als bij de havo, biedt het vwo vier verschillende profielen. Elk profiel legt de nadruk op een specifieke richting en bepaalt deels de vakken die de leerling zal volgen:

  • Cultuur & Maatschappij (C&M): Dit profiel richt zich voornamelijk op de talen, kunst en maatschappijvakken. Naast verplichte vakken zoals geschiedenis, Nederlands en Engels, kunnen leerlingen hier kiezen voor bijvoorbeeld filosofie, kunst of muziek.
  • Economie & Maatschappij (E&M): Dit profiel legt de nadruk op economische en maatschappelijke vraagstukken. Naast wiskunde en economie volgen leerlingen vakken als geschiedenis en aardrijkskunde.
  • Natuur & Gezondheid (N&G): Dit profiel is gericht op de bètawetenschappen en bereidt voor op studies zoals geneeskunde en biologie. Leerlingen kiezen vakken als scheikunde, biologie en wiskunde.
  • Natuur & Techniek (N&T): Dit profiel legt de nadruk op de exacte vakken, zoals natuurkunde en wiskunde. Het bereidt leerlingen voor op technische en wetenschappelijke studies aan een universiteit.

Binnen elk profiel hebben leerlingen een aantal verplichte vakken, zoals Nederlands, Engels, en wiskunde. Daarnaast zijn er keuzevakken die afhankelijk zijn van de interesses en ambities van de leerling. Een leerling die bijvoorbeeld kiest voor het profiel Natuur & Techniek kan naast de verplichte vakken natuurkunde en scheikunde ook kiezen voor biologie of wiskunde D.

Het examen en diploma

In de bovenbouw wordt elk vak afgesloten met een schoolexamen en/of een centraal eindexamen. Het schoolexamen wordt door de school zelf afgenomen en kan in meerdere delen plaatsvinden. Dit examen telt voor 50% mee in het eindcijfer van een vak. De andere 50% wordt bepaald door het cijfer voor het centraal schriftelijk eindexamen, dat landelijk wordt afgenomen.

Het vwo-diploma is officieel erkend en geeft leerlingen toegang tot zowel het hoger beroepsonderwijs (hbo) als het wetenschappelijk onderwijs (universiteit). Afhankelijk van de gekozen vakken en het behaalde niveau kunnen leerlingen kiezen voor een breed scala aan vervolgopleidingen. Het behalen van het vwo-diploma vereist dat leerlingen aan een aantal voorwaarden voldoen, waaronder:

  • Een gemiddelde van minimaal 5,5 voor het centraal eindexamen.
  • Voor maximaal één van de kernvakken (Nederlands, Engels en wiskunde) een 5; voor de overige kernvakken een 6 of hoger.
  • Een voldoende of goed voor vakken als lichamelijke opvoeding en culturele en kunstzinnige vorming (CKV).
  • Het succesvol afronden van het profielwerkstuk.

In sommige gevallen kunnen leerlingen al in hun vijfde leerjaar eindexamen doen voor bepaalde vakken, waardoor zij in het zesde jaar minder vakken hoeven te volgen.

Extra vakken en keuzevakken op het vwo

Naast de verplichte profielvakken biedt het vwo een breed scala aan keuzevakken, waarmee leerlingen hun studie verder kunnen afstemmen op hun interesses en toekomstige studies. Deze keuzevakken variëren per school en zijn vaak afhankelijk van de beschikbaarheid van docenten en faciliteiten. Populaire keuzevakken zijn onder andere:

  • Informatica: Dit vak biedt een introductie in de wereld van programmeren en computertechnologie, wat vooral populair is bij leerlingen die later een technische studie willen volgen.
  • Filosofie: In dit vak leren leerlingen kritisch nadenken over fundamentele vragen rond ethiek, kennis en het menselijk bestaan.
  • Kunst en cultuur: Leerlingen die een interesse hebben in de kunsten kunnen vakken volgen als tekenen, muziek of drama.
  • Moderne vreemde talen: Naast de verplichte tweede taal kunnen leerlingen extra talen kiezen, zoals Spaans, Russisch of Chinees, afhankelijk van het aanbod van de school.

Sommige vwo-scholen bieden ook bijzondere vakken aan, zoals klassieke talen (vooral op het gymnasium) of vakken die gericht zijn op specifieke beroepsvelden, zoals Management & Organisatie of Onderzoek & Ontwerpen. Het doel van deze vakken is om leerlingen een bredere voorbereiding te geven op de diverse studierichtingen die beschikbaar zijn in het hoger onderwijs.

Meerdere profielen combineren

Hoewel de meeste leerlingen één profiel kiezen, is het in sommige gevallen mogelijk om vakken uit meerdere profielen te combineren. Een leerling die bijvoorbeeld zowel interesse heeft in economie als in natuurkunde, kan ervoor kiezen om vakken uit de profielen Economie & Maatschappij en Natuur & Techniek te combineren. Dit staat bekend als een dubbelprofiel. Het behalen van een dubbelprofiel kan voordelig zijn voor leerlingen die nog niet precies weten welke richting zij op willen in het hoger onderwijs, omdat het hen bredere mogelijkheden biedt.

Het combineren van meerdere profielen vereist echter wel extra inspanning en discipline, aangezien de leerling meer vakken volgt en dus ook meer tijd aan schoolwerk moet besteden. Scholen stellen vaak aanvullende voorwaarden voordat zij akkoord gaan met een dubbelprofiel, zoals bovengemiddelde cijfers en motivatie.

Overgang naar hoger onderwijs

Het vwo-diploma biedt leerlingen toegang tot twee soorten vervolgopleidingen in Nederland: het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo).

  • Hoger beroepsonderwijs (hbo): Dit is een praktijkgerichte vervolgopleiding die studenten voorbereidt op een specifiek beroep. Voorbeelden van hbo-opleidingen zijn journalistiek, bedrijfskunde en verpleegkunde. Hoewel een havo-diploma vaak al voldoende is om toegelaten te worden tot een hbo-opleiding, kiezen sommige vwo-leerlingen bewust voor het hbo vanwege de praktijkgerichtheid van de opleidingen.
  • Wetenschappelijk onderwijs (universiteit): Het vwo-diploma biedt directe toegang tot de universiteit, waar studenten kunnen kiezen uit een breed scala aan academische opleidingen. Voor sommige opleidingen, zoals geneeskunde of rechten, is een vwo-diploma zelfs een vereiste. Universitaire studies zijn doorgaans theoretischer van aard en gericht op wetenschappelijk onderzoek en academische kennis.

Voor bepaalde opleidingen, vooral in de medische en technische richtingen, kunnen aanvullende eisen gelden, zoals het volgen van specifieke vakken op het vwo of het afleggen van een numerus fixus-toets. Vwo-leerlingen die vakken hebben gevolgd zoals wiskunde B, natuurkunde of scheikunde, hebben meestal een bredere keuze aan technische en wetenschappelijke studies.

Doorstroom vanuit de havo

Naast leerlingen die direct vanuit het basisonderwijs instromen in het vwo, is er ook een mogelijkheid voor havo-leerlingen om door te stromen naar het vwo. Een geslaagde havo-leerling kan beginnen in 5vwo, het voorlaatste jaar van het vwo, en volgt dan hetzelfde curriculum als de andere vwo-leerlingen. Het is ook mogelijk om in sommige gevallen versneld door te stromen, afhankelijk van de prestaties van de leerling en de regels van de school.

Leerlingen die van havo naar vwo overstappen, kunnen in overleg met de school vrijstelling krijgen voor bepaalde vakken, zoals culturele en kunstzinnige vorming (CKV) en maatschappijleer, die zij op de havo al hebben afgerond. Dit maakt de overgang soepeler en zorgt ervoor dat deze leerlingen zich volledig kunnen richten op de vakken in hun vwo-profiel.

Geschiedenis en ontwikkeling van het vwo

Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) zoals we dat vandaag kennen, is ontstaan in 1968 met de invoering van de Mammoetwet. Deze wet voerde een grote hervorming van het Nederlandse onderwijsstelsel door, waarbij het vwo de opvolger werd van de hogereburgerschool (hbs) en het traditionele gymnasium. Het doel van de Mammoetwet was om het onderwijs toegankelijker te maken en leerlingen meer keuzes te bieden binnen het voortgezet onderwijs. Voor het eerst konden leerlingen binnen het vwo kiezen voor verschillende studierichtingen en vakkenpakketten, afhankelijk van hun interesses en capaciteiten.

In de jaren ‘90 volgde er een nieuwe hervorming: de invoering van de basisvorming in 1993 en de introductie van de profielen in 1998. Met de basisvorming in de onderbouw werd gestreefd naar een breder en algemener curriculum voor alle leerlingen. Dit maakte de eerste drie jaar van het vwo uniformer, waarbij elke leerling dezelfde vakken volgde, ongeacht het profiel dat ze later zouden kiezen. De profielen in de bovenbouw werden ingevoerd om leerlingen meer te specialiseren en hen voor te bereiden op specifieke richtingen in het hoger onderwijs.

In 2007 volgde een herziening van de tweede fase (de bovenbouw). Hierbij werden deelvakken grotendeels afgeschaft, en de structuur van de vakkenpakketten werd vereenvoudigd. Deze herziening was bedoeld om de werkdruk voor leerlingen te verminderen en het onderwijs flexibeler te maken.

Het vwo in internationaal perspectief

Het vwo is qua niveau en opzet vergelijkbaar met andere onderwijssystemen in Europa. In Vlaanderen wordt een vergelijkbaar onderwijsniveau geboden door het algemeen secundair onderwijs (aso), dat in de volksmond ook wel “humaniora” wordt genoemd. Ook hier bereidt het curriculum leerlingen voor op zowel het hoger beroepsonderwijs als de universiteit.

In Duitsland wordt het Abitur beschouwd als het equivalent van het vwo. Net als in Nederland is het behalen van het Abitur een vereiste om toegang te krijgen tot universiteiten. De structuur en de vakkenkeuze zijn vergelijkbaar, hoewel het Duitse systeem over het algemeen meer vakken omvat. In andere delen van Europa, zoals in Midden- en Oost-Europa, wordt de Matura gezien als het equivalent van het vwo. De Matura biedt leerlingen na het afronden van hun middelbare school een toelatingsexamen voor universiteiten.

Conclusie

Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) is een belangrijke pijler van het Nederlandse onderwijssysteem. Het biedt leerlingen niet alleen een brede academische basis, maar ook de mogelijkheid om zich te specialiseren in richtingen die hen voorbereiden op hun vervolgstudie. Het vwo, met zijn zesjarige duur en keuze uit verschillende profielen, biedt een uitgebreide voorbereiding op zowel het hoger beroepsonderwijs als het wetenschappelijk onderwijs aan universiteiten. Dankzij het gedifferentieerde aanbod, zoals het gymnasium en het technasium, sluit het vwo aan op de diverse interesses en capaciteiten van leerlingen.

Sinds de oprichting in 1968, en met hervormingen in de jaren ‘90 en 2000, blijft het vwo zich aanpassen aan de veranderende eisen van de maatschappij en het hoger onderwijs. Het Nederlandse vwo is vergelijkbaar met andere Europese onderwijssystemen, zoals het Duitse Abitur en het Vlaamse aso, en biedt een solide basis voor een succesvolle academische of professionele carrière.

Bronnen en meer informatie

  1. CBS – “50 jaar Mammoetwet: veranderingen in het onderwijs.” Geraadpleegd op 19 oktober 2024. Centraal Bureau voor de Statistiek
  2. Rijksoverheid – “Hoe zit het vwo in elkaar?” Geraadpleegd op 19 oktober 2024.
    Rijksoverheid
  3. Geschiedenisblog – “De hervormingen en kritiek op de Mammoetwet.” Geraadpleegd op 19 oktober 2024. Geschiedenisblog