Maximilien de Robespierre en het Schrikbewind in Frankrijk

Portrait of Maximilien de Robespierre, leader during the French Revolution
Portret van Maximilien de Robespierre, een leidende figuur van de Franse Revolutie.

Maximilien-François-Marie-Isidore de Robespierre (geboren in Arras, 6 mei 1758 – gestorven in Parijs, 28 juli 1794) was een van de meest controversiële figuren tijdens de Franse Revolutie. Als vooraanstaand advocaat en politiek leider speelde hij een centrale rol in de turbulente periode van het Schrikbewind (1793-1794). Zijn nalatenschap wordt gekenmerkt door zijn principes van gelijkheid en rechtvaardigheid, maar ook door zijn harde optreden tegen vijanden van de revolutie. Robespierre kreeg de bijnaam “l’Incorruptible” vanwege zijn onwankelbare morele overtuigingen en zijn strikte naleving van revolutionaire waarden.

Robespierre’s Vroege Leven en Invloed van de Verlichting

Maximilien de Robespierre werd geboren in een familie van de lagere adel in de stad Arras, in het noorden van Frankrijk. Zijn vader was een advocaat, en hoewel de familie ooit invloedrijk was, kende Robespierre’s jeugd vele tegenslagen. Toen hij slechts zes jaar oud was, overleed zijn moeder bij de geboorte van een van zijn jongere broers. Kort daarna vertrok zijn vader, waardoor Robespierre en zijn broers en zussen bij hun grootouders terechtkwamen.

Vanaf jonge leeftijd was Robespierre een uitmuntende student. Hij ontving op elfjarige leeftijd een studiebeurs om te studeren aan het prestigieuze Lycée Louis-le-Grand in Parijs, waar hij werd blootgesteld aan de ideeën van de Verlichting. Robespierre bewonderde in het bijzonder de werken van Jean-Jacques Rousseau, wiens filosofie over gelijkheid en volkssoevereiniteit een diepe invloed op hem had. Rousseau’s overtuiging dat de algemene wil de basis moest vormen van elke rechtvaardige samenleving zou een kernprincipe worden in Robespierre’s politieke ideologie.

Politieke Opkomst en de Club der Jakobijnen

Na zijn studie rechten keerde Robespierre terug naar Arras, waar hij een bescheiden carrière opbouwde als advocaat. Hij verwierf een reputatie als iemand die de armen en onderdrukten verdedigde. In 1789, bij het uitbreken van de Franse Revolutie, werd Robespierre gekozen als afgevaardigde van de Derde Stand naar de Staten-Generaal in Versailles. Zijn betrokkenheid bij de revolutionaire beweging nam snel toe, en hij werd al snel een prominent lid van de Nationale Grondwetgevende Vergadering.

In deze vroege fase van de revolutie sloot Robespierre zich aan bij de radicale “Club der Jakobijnen”, een politieke groepering die zich inzette voor de omverwerping van de monarchie en de vestiging van een republiek. Robespierre werd al snel een van de meest invloedrijke figuren binnen de Jakobijnen, en in 1790 werd hij benoemd tot hun president. Hoewel hij zich aanvankelijk verzette tegen het gebruik van geweld, begon hij in de loop van de revolutie steeds meer te pleiten voor rigoureuze maatregelen tegen de vijanden van de revolutie.

Robespierre en de Franse Revolutie: De Val van de Monarchie

Robespierre’s politieke invloed nam toe naarmate de revolutie vorderde. In 1791, na de mislukte vlucht van koning Lodewijk XVI naar Varennes, werd het duidelijk dat de monarchie haar macht en legitimiteit aan het verliezen was. Robespierre, die aanvankelijk geen uitgesproken republikein was, begon zich nu volledig in te zetten voor de afschaffing van de monarchie en het vestigen van een republiek gebaseerd op de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap.

De radicalisering van Robespierre was mede ingegeven door de toenemende dreiging van buitenlandse interventies. Oostenrijk en Pruisen stonden op het punt om Frankrijk binnen te vallen om de monarchie te herstellen. In 1792 riep Robespierre op tot de afzetting van de koning en verzette hij zich fel tegen de oorlog met de buitenlandse mogendheden, die volgens hem alleen diende om de aandacht van de binnenlandse problemen af te leiden.

Na de bestorming van de Tuilerieën op 10 augustus 1792, waarbij de monarchie effectief werd afgeschaft, kwam Robespierre steeds meer naar voren als een leidende kracht binnen de Nationale Conventie. Samen met Georges Danton en Jean-Paul Marat vormde hij de radicale vleugel, de zogenaamde Montagnards, die de meest rigoureuze revolutionaire maatregelen voorstonden. Deze factie kreeg steeds meer invloed, terwijl de meer gematigde Girondijnen aan macht verloren.

Het Proces en de Executie van Lodewijk XVI

Een van de belangrijkste gebeurtenissen die Robespierre’s politieke loopbaan zou definiëren, was het proces tegen koning Lodewijk XVI. Nadat de monarchie officieel was afgeschaft, moest de koning terechtstaan voor verraad. Robespierre, die tot dan toe had gepleit voor een rechtvaardig proces, verklaarde in december 1792 dat de executie van de koning noodzakelijk was voor het behoud van de revolutie. Hij stelde dat er geen revolutie zonder revolutie kon zijn, waarmee hij het geweld en de terreur die zouden volgen rechtvaardigde.

Op 17 januari 1793 stemde de Nationale Conventie met een kleine meerderheid voor de doodstraf van de koning, zonder mogelijkheid tot beroep. Drie dagen later werd Lodewijk XVI onder de guillotine geëxecuteerd, een daad die Frankrijk verder polariseerde en de verdeeldheid tussen de radicale Montagnards en de gematigden verscherpte. Robespierre’s steun voor de executie van de koning markeerde een kantelpunt in zijn politieke carrière, waarin hij steeds meer werd gezien als een voorstander van radicale en gewelddadige maatregelen.

Het Comité de Salut Public en het Schrikbewind

Na de executie van de koning verslechterde de binnenlandse situatie in Frankrijk snel. Opstanden, vooral in de Vendée, en een invasie door de Europese coalitie bedreigden de jonge republiek. De Nationale Conventie richtte in 1793 het Comité de Salut Public (Comité van Algemeen Welzijn) op, een noodregering met uitgebreide bevoegdheden om de veiligheid van de staat te waarborgen. Robespierre trad op 27 juli 1793 toe tot dit machtige orgaan en werd al snel de dominante figuur binnen het comité.

Onder zijn leiding werd het Schrikbewind, of Terreur, ingesteld. Dit beleid was gericht op het elimineren van vijanden van de revolutie, zowel binnen als buiten Frankrijk. Tegenstanders van het revolutionaire regime, waaronder royalisten, girondijnen en vermeende contrarevolutionairen, werden massaal gearresteerd en geëxecuteerd. Robespierre rechtvaardigde deze harde maatregelen door te stellen dat de revolutie bedreigd werd door verraders en dat alleen “deugd” gepaard met “terreurbestrijding” de revolutie kon redden.

Het Schrikbewind resulteerde in duizenden executies, waarvan velen onder de guillotine terechtkwamen. In Parijs alleen al werden meer dan 2.600 mensen geëxecuteerd, en in totaal vielen er in heel Frankrijk meer dan 15.000 slachtoffers. Robespierre’s ijver om de revolutie te beschermen werd door velen gezien als een fanatieke poging om elke vorm van afwijking te onderdrukken, wat uiteindelijk zijn ondergang zou bespoedigen.

Het Hoogtepunt van de Terreur: Robespierre’s Macht en de Cultus van het Opperwezen

In 1794 bereikte Robespierre het hoogtepunt van zijn macht. Het Comité de Salut Public controleerde vrijwel elke politieke beslissing in Frankrijk, en Robespierre werd het gezicht van het Schrikbewind. Zijn overtuiging dat alleen door strikte handhaving van revolutionaire deugd de Republiek behouden kon blijven, dreef hem tot het toepassen van nog strengere maatregelen tegen vermeende vijanden van de revolutie.

Een belangrijk aspect van Robespierre’s ideologie was zijn geloof in een morele en spirituele heropleving van de samenleving. Hoewel hij de katholieke kerk en andere religieuze instellingen wantrouwde vanwege hun banden met het ancien régime, verwierp hij het radicale atheïsme dat door sommigen in de revolutie werd gepropageerd. Robespierre geloofde dat religie essentieel was voor de moraal van de samenleving, maar in plaats van de traditionele religies, stelde hij een nieuwe, door de staat gesanctioneerde religie voor: de Cultus van het Opperwezen.

Op 8 juni 1794 organiseerde Robespierre het “Feest van het Opperwezen,” een groots evenement op de Champ-de-Mars in Parijs. Hij presenteerde zichzelf als een soort hogepriester van deze deïstische staatsreligie, die deugd en morele zuiverheid zou moeten bevorderen onder de Franse burgers. Dit evenement leidde tot wijdverbreide kritiek, zelfs binnen de revolutionaire kringen. Sommigen beschuldigden Robespierre ervan dictatoriale ambities te hebben en hem een religieuze fanaticus te noemen.

De Wet van 22 Prairial: Escalatie van de Terreur

Kort na het Feest van het Opperwezen nam Robespierre deel aan het aannemen van de Wet van 22 Prairial (10 juni 1794). Deze wet verergerde de repressieve maatregelen van het Schrikbewind aanzienlijk. Onder de nieuwe wet werd de rechtsgang drastisch ingekort: aangeklaagden verloren hun recht op verdediging, getuigenverklaringen en advocaten. Veroordelingen volgden nu vrijwel automatisch op aanklachten, zonder grondig onderzoek. Iedereen kon eenvoudigweg verdacht worden van “tegenstand” tegen de revolutie.

Deze wet leidde tot een nog grotere toename van het aantal executies. In de daaropvolgende weken werden er meer mensen geëxecuteerd dan in het gehele voorgaande jaar van de Terreur. In Parijs kwamen op sommige dagen wel 50 mensen tegelijk onder de guillotine terecht. De revolutionaire rechtspraak werd een symbool van willekeur en onderdrukking, en het aantal mensen dat in opstand kwam tegen Robespierre nam snel toe.

De Thermidoriaanse Reactie: Robespierre’s Val

Tegen de zomer van 1794 begon de steun voor Robespierre snel af te nemen. Veel van zijn voormalige bondgenoten, zoals Georges Danton en Camille Desmoulins, waren al eerder geëxecuteerd, en anderen begonnen nu te vrezen voor hun eigen veiligheid. Binnen de Nationale Conventie groeide de angst dat Robespierre elk moment zou besluiten zijn politieke tegenstanders, inclusief leden van het Comité de Salut Public, te laten arresteren en executeren. Deze angst werd versterkt door Robespierre’s toenemende isolatie en zijn pogingen om een nieuwe zuiveringsgolf door te voeren.

Op 26 juli 1794 (8 Thermidor), hield Robespierre een lange toespraak in de Nationale Conventie waarin hij, zonder namen te noemen, zijn politieke tegenstanders beschuldigde van verraad en corruptie. De toespraak werd echter met grote vijandigheid ontvangen, en veel afgevaardigden eisten dat hij de namen van de vermeende verraders zou onthullen. Dit weigerde hij, waardoor de spanning nog verder opliep.

De volgende dag, op 27 juli (9 Thermidor), sloeg de Conventie terug. Robespierre en zijn naaste bondgenoten, waaronder Louis Antoine de Saint-Just en Georges Couthon, werden gearresteerd en vogelvrij verklaard. Robespierre en zijn volgelingen probeerden zich in het Hôtel de Ville te hergroeperen, maar in de vroege uren van de volgende ochtend werden ze gearresteerd door troepen van de Nationale Garde, geleid door Paul Barras.

Tijdens de arrestatie probeerde Robespierre zelfmoord te plegen door zichzelf in de kaak te schieten, maar hij overleefde de poging en werd zwaar gewond naar de gevangenis gebracht. Op 28 juli 1794, slechts een dag na zijn arrestatie, werd Robespierre samen met 21 van zijn volgelingen geëxecuteerd onder de guillotine. Zijn dood markeerde het einde van het Schrikbewind en de radicale fase van de Franse Revolutie.

De Thermidoriaanse Reactie en de Nalatenschap van Robespierre

De val van Robespierre op 9 Thermidor 1794 markeerde een keerpunt in de Franse Revolutie. Na zijn executie werd het Schrikbewind snel ontmanteld, en de overlevende leden van de Nationale Conventie voerden een terugkeer naar een gematigder politiek beleid door. De periode die volgde, bekend als de Thermidoriaanse Reactie, bracht een einde aan de radicale maatregelen die Robespierre en het Comité de Salut Public hadden ingesteld.

In de weken na zijn dood werden veel van Robespierre’s bondgenoten geëxecuteerd, terwijl anderen gevangen werden gezet of verbannen. De Club der Jakobijnen, het politieke hart van de radicale revolutie, werd in november 1794 gesloten, wat het definitieve einde betekende van de meest extreme fase van de revolutie. De nieuwe machthebbers, waaronder Paul Barras en Joseph Fouché, richtten zich op het stabiliseren van de situatie in Frankrijk en het terugdringen van de revolutionaire terreur.

Hoewel Robespierre werd geëxecuteerd als een dictator en tiran, is zijn nalatenschap complex en omstreden. Voor sommigen was hij een verdediger van de revolutionaire waarden van gelijkheid en rechtvaardigheid, terwijl anderen hem verantwoordelijk houden voor de massale executies en het politieke geweld van de Terreur. Zijn idealen van volkssoevereiniteit en universele mensenrechten hadden echter een blijvende invloed op de politieke ontwikkeling van Frankrijk en zelfs daarbuiten. Zijn steun voor de afschaffing van de slavernij, algemeen kiesrecht voor mannen en progressieve belastinghervormingen zou later van invloed zijn op verschillende bewegingen voor sociale hervorming.

De Betekenis van Robespierre in de Geschiedenis

Robespierre blijft een van de meest fascinerende figuren uit de Franse Revolutie. Zijn opkomst en ondergang illustreren de spanningen en gevaren van radicale politieke veranderingen. Hij streefde naar een zuivere, deugdzame republiek, maar zijn methoden – vooral het gebruik van terreur en de schending van juridische processen – leidden uiteindelijk tot zijn val.

In historisch opzicht wordt Robespierre vaak gezien als een tragische figuur, een man die vastbesloten was de revolutie te beschermen, maar wiens dogmatische opvattingen en onbuigzaamheid hem isoleerden en vernietigden. Zijn inzet voor de revolutionaire zaak was onbetwistbaar, maar de middelen die hij gebruikte blijven onderwerp van discussie onder historici. Zijn voorbeeld dient als waarschuwing voor de risico’s van politieke zuiveringen en excessen in tijden van crisis.

Na zijn dood volgde een meer gematigde fase in de revolutie, met de oprichting van het Directoire in 1795. Hoewel veel van de radicale hervormingen van Robespierre werden teruggedraaid, bleven sommige van zijn ideeën, zoals de afschaffing van de slavernij, een belangrijk onderdeel van de Franse wetgeving. Zijn idealen over gelijkheid en rechtvaardigheid resoneren tot op de dag van vandaag in politieke debatten over mensenrechten en democratie.

Conclusie

Maximilien de Robespierre was een sleutelfiguur in de Franse Revolutie en een vertegenwoordiger van de meest radicale fase van deze ingrijpende gebeurtenis. Zijn strijd voor gelijkheid en gerechtigheid, geïnspireerd door de Verlichtingsidealen van Jean-Jacques Rousseau, bracht hem aan de top van de revolutionaire beweging. Zijn rol in het Schrikbewind en zijn harde optreden tegen tegenstanders van de revolutie maakten hem zowel gevreesd als bewonderd. Uiteindelijk leidde zijn onbuigzaamheid tot zijn val en executie op 28 juli 1794.

Robespierre’s nalatenschap is een complex geheel van idealen, daden en gevolgen. Hoewel hij verantwoordelijk was voor het bloedige Schrikbewind, kunnen zijn bijdragen aan de Franse Revolutie niet worden genegeerd. Hij blijft een belangrijk symbool van de Franse strijd voor gelijkheid en de gevaren van politieke radicalisering. Zijn leven en dood dienen als een herinnering aan de delicate balans tussen idealisme en pragmatisme in tijden van revolutie.

Bronnen en meer informatie

  1. Afbeelding: Louis-Léopold Boilly , Public domain, via Wikimedia Commons
  2. Doyle, William. The Oxford History of the French Revolution. Oxford University Press, 2002.
  3. McPhee, Peter. Robespierre: A Revolutionary Life. Yale University Press, 2012.
  4. Schama, Simon. Citizens: A Chronicle of the French Revolution. Vintage Books, 1989.
  5. Soboul, Albert. The French Revolution, 1787-1799: From the Storming of the Bastille to Napoleon. Random House, 1974.