De Oriëntaalse Crisis van 1840: Europese inmenging

Gravure van de bombardementen van Akko, met schepen Edinburgh, Benbow en Phoenix op 3 november 1840, gewijd aan Sir R. Stopford.
Gravure van de bombardementen en verovering van Akko in 1840, met schepen als Edinburgh en Phoenix, opgedragen aan Sir R. Stopford.

De Oriëntaalse Crisis van 1840 was een cruciale episode in de Egyptisch-Ottomaanse oorlog, die zich afspeelde in het oostelijke Middellandse Zeegebied. Deze crisis werd veroorzaakt door de ambities van Mohammed Ali Pasha, de zelfverklaarde Khedive van Egypte en Soedan, die streefde naar de oprichting van een persoonlijk rijk binnen het Ottomaanse Rijk.

Achtergrond: Mohammed Ali’s Ambities en Expansie

In de eerste decennia van de 19e eeuw had Mohammed Ali Pasha zijn greep op het Ottomaanse grondgebied steeds verder uitgebreid en versterkt. Als gouverneur van Egypte, formeel in dienst van de Ottomaanse sultan, handelde hij met steeds meer autonomie. Mohammed Ali werd geroepen om de Ottomaanse troepen te helpen in hun strijd tegen de Griekse onafhankelijkheidsbeweging, die in 1821 was begonnen. In ruil voor zijn steun eiste Mohammed Ali dat delen van Ottomaans Syrië onder zijn persoonlijke heerschappij zouden vallen. Toen de oorlog eindigde en de Ottomaanse regering er niet in slaagde haar belofte na te komen, besloot Mohammed Ali zelf het initiatief te nemen.

In 1831 lanceerde hij een militaire campagne tegen de Ottomanen en slaagde erin om grote delen van Syrië, inclusief de strategisch belangrijke steden Damascus en Aleppo, te veroveren. Deze veroveringen versterkten zijn positie en maakten hem tot een machtige regionale speler die een serieuze bedreiging vormde voor de Ottomaanse centrale autoriteit.

De Syrische Oorlog en de Slag bij Nezib

In 1839 trachtten de Ottomanen onder leiding van Sultan Mahmud II hun verloren gebied in Syrië terug te winnen. Dit leidde tot een nieuwe oorlog tussen Mohammed Ali en het Ottomaanse Rijk. De Ottomanen werden echter verslagen door Ibrahim Pasha, de zoon van Mohammed Ali, tijdens de Slag bij Nezib. Deze overwinning betekende een grote nederlaag voor de Ottomanen, waardoor de macht van Mohammed Ali verder toenam.

Na de slag deserteerde de volledige Ottomaanse vloot en sloot zich aan bij Mohammed Ali. Dit zette de positie van de Ottomanen nog verder onder druk. Ondertussen begon Frankrijk openlijk steun te betuigen aan Mohammed Ali’s ambities. Dit bracht de Ottomaanse regering aan de rand van een totale ineenstorting, omdat Mohammed Ali op het punt stond de controle over het hele oostelijke Middellandse Zeegebied over te nemen.

Europese Interventie

Op het hoogtepunt van de crisis besloten de Europese grootmachten in te grijpen. Een coalitie bestaande uit Groot-Brittannië, het Oostenrijkse Keizerrijk, Pruisen en Rusland bood steun aan de Ottomaanse sultan Abdülmecid I. Deze alliantie was gemotiveerd door een breed scala aan politieke en economische belangen, waaronder de wens om de territoriale integriteit van het Ottomaanse Rijk te waarborgen en het evenwicht van de macht in Europa te behouden.

De Conventie van Londen en Diplomatieke Stappen

Toen de situatie in het oostelijke Middellandse Zeegebied steeds dreigender werd, kwamen de Europese grootmachten bijeen om verdere escalatie te voorkomen. Dit leidde tot de ondertekening van de Conventie van Londen op 15 juli 1840. Deze overeenkomst bood Mohammed Ali een kans om zijn controle over Egypte, Soedan en de Eyalet van Akko permanent te bevestigen, op voorwaarde dat deze gebieden formeel onderdeel zouden blijven van het Ottomaanse Rijk.

Voorwaarden van de Conventie van Londen

De voorwaarden van de Conventie bepaalden dat Mohammed Ali zijn troepen uit Syrië moest terugtrekken. Als hij dit niet binnen tien dagen zou doen, zou hij de controle over zuidelijk Syrië verliezen. Bij een verdere vertraging van meer dan twintig dagen zou hij al zijn territoriale claims verliezen. Ondanks deze duidelijke voorwaarden twijfelde Mohammed Ali of hij de overeenkomst moest accepteren. Hij was ervan overtuigd dat Frankrijk hem zou blijven steunen, wat hem meer onderhandelingsmacht zou geven tegenover de Europese grootmachten.

De Europese machten, vastbesloten om Mohammed Ali’s macht te beperken, kwamen overeen om alle mogelijke diplomatieke en militaire middelen in te zetten om hun voorwaarden te doen gelden. Deze strategie markeerde een belangrijke stap in de internationale diplomatie van de 19e eeuw, waarbij de Europese grootmachten samenwerkten om de status quo te handhaven in de strategisch belangrijke regio van het Midden-Oosten.

De Franse Positie en Politieke Isolatie

In Frankrijk was het kabinet van Adolphe Thiers aanvankelijk vastbesloten om Mohammed Ali te ondersteunen, aangezien Frankrijk zijn invloed in het Middellandse Zeegebied wilde vergroten, vooral na de recente verovering van Algerije. De Franse marine stond klaar om zich bij de gedeserteerde Ottomaanse vloot aan te sluiten in de Middellandse Zee. Echter, de andere Europese grootmachten zagen de Franse steun aan Mohammed Ali als een bedreiging voor de geopolitieke stabiliteit.

De situatie escaleerde snel toen Frankrijk zich steeds meer politiek geïsoleerd begon te voelen. Premier Thiers was niet bereid om een directe militaire confrontatie met Groot-Brittannië aan te gaan. Hierdoor zag Frankrijk zich genoodzaakt om zijn steun aan Mohammed Ali in te trekken. In oktober 1840 veranderde de Franse positie en koos het uiteindelijk de kant van de andere Europese grootmachten, wat een cruciale klap betekende voor Mohammed Ali’s kansen om zijn imperium verder uit te breiden.

Het Militaire Optreden: De Bombardementen van 1840

Toen de diplomatieke pogingen om Mohammed Ali te laten toegeven mislukten, kozen de Europese mogendheden ervoor om militair in te grijpen. Dit leidde tot de escalatie van de Oriëntaalse Crisis van 1840, waarbij de focus van diplomatieke onderhandelingen verschoof naar militair optreden.

Het Begin van de Bombardementen

In september 1840, na het falen van de diplomatieke inspanningen, namen de Europese grootmachten directe militaire maatregelen. De Britse en Oostenrijkse marines begonnen met het blokkeren van de Egyptische kust, met een focus op de Nijldelta en belangrijke havens zoals Alexandrië. Deze blokkades dienden als een eerste stap om de logistieke aanvoerlijnen van Mohammed Ali’s troepen te verstoren.

Op 11 september 1840 begonnen Britse en Oostenrijkse troepen met de beschieting van Sidon en Beiroet. Deze aanvallen markeerden het begin van een grootschalige campagne om de controle over strategische steden in het oostelijke Middellandse Zeegebied terug te winnen. De bombardementen veroorzaakten aanzienlijke schade aan de steden, wat leidde tot een militaire en morele verzwakking van Mohammed Ali’s troepen in de regio.

De Val van Akko en de Overwinning van de Europese Machten

De culminatie van de militaire campagne vond plaats bij de belegering van Akko, een strategisch belangrijke vestingstad aan de kust van wat nu Israël is. Op 3 november 1840 voerden de Britse en Oostenrijkse vloten een massale bombardementscampagne uit op Akko. De Egyptische troepen van Mohammed Ali, die de stad verdedigden, werden zwaar getroffen en verloren snel terrein.

Na de intensieve bombardementen landde een klein expeditieleger van Oostenrijkse, Britse en Ottomaanse troepen, geleid door aartshertog Friedrich van Oostenrijk. De Egyptische troepen trokken zich terug, waardoor de geallieerde troepen de controle over Akko konden overnemen. De val van Akko bleek een beslissend keerpunt in de oorlog en markeerde het begin van Mohammed Ali’s terugtrekking uit de regio.

De Overgave van Mohammed Ali en Langdurige Gevolgen

Na de vernietigende nederlagen en het verlies van strategische steden zoals Akko, begon de positie van Mohammed Ali snel te verslechteren. De militaire acties van de Europese mogendheden in combinatie met de politieke isolatie van Frankrijk lieten hem weinig andere opties dan toe te geven aan de eisen die waren gesteld in de Conventie van Londen.

Overgave en de Bevestiging van Egypte’s Status

Op 27 november 1840, na maanden van militaire en diplomatieke druk, stemde Mohammed Ali in met de voorwaarden van de Conventie van Londen. Hij was gedwongen afstand te doen van zijn aanspraken op Syrië, Kreta en de Hejaz, evenals op Adana en de heilige steden van het huidige Saoedi-Arabië. Bovendien stemde hij ermee in om zijn vloot terug te geven aan de Ottomaanse sultan en zijn leger drastisch te verkleinen tot een limiet van 18.000 soldaten.

In ruil voor deze concessies verkreeg Mohammed Ali wel een ongekende beloning: de erfelijke heerschappij over Egypte en Soedan voor hem en zijn nakomelingen. Dit betekende dat hoewel Egypte formeel deel bleef uitmaken van het Ottomaanse Rijk, het in de praktijk werd omgevormd tot een semi-onafhankelijke staat onder dynastieke heerschappij. Dit was een unicum in de Ottomaanse geschiedenis, aangezien gouverneurs tot dat moment altijd door de sultan werden benoemd.

Het Sultan’s Firman en de Erkenning van Mohammed Ali

Om deze nieuwe status officieel te maken, werd er een firman (keizerlijk decreet) uitgevaardigd door Sultan Abdülmecid I in februari 1841. Dit document bevestigde de erfelijke rechten van Mohammed Ali en zijn familie over Egypte en Soedan. Deze erkenning vormde een belangrijke mijlpaal in de politieke geschiedenis van het Midden-Oosten, aangezien het een begin markeerde van de de facto onafhankelijkheid van Egypte binnen het kader van het Ottomaanse Rijk.

Ondanks het verlies van Syrië en andere territoria, slaagde Mohammed Ali erin zijn dynastie te vestigen, die tot het begin van de 20e eeuw over Egypte zou blijven regeren. Zijn invloed op de Egyptische politiek en samenleving bleef groot, hoewel Egypte economisch en militair verzwakt was door de oorlog en de opgelegde beperkingen.

Geopolitieke en Economische Impact

De gevolgen van de Oriëntaalse Crisis waren op lange termijn niet alleen voelbaar in Egypte en het Ottomaanse Rijk, maar ook in de bredere geopolitieke verhoudingen in de regio. De crisis markeerde een belangrijk keerpunt in de relatie tussen Europa en het Midden-Oosten, waarbij Europese mogendheden hun controle en invloed in de regio aanzienlijk vergrootten.

De Europese Dominantie in het Midden-Oosten

Het Britse optreden tijdens de Oriëntaalse Crisis versterkte haar positie als dominante macht in het Midden-Oosten. Door Mohammed Ali te dwingen om zijn territoriale ambities in te perken, kon Groot-Brittannië haar handelsroutes naar India via Egypte veiligstellen. Het Suezkanaal bestond toen nog niet, maar Groot-Brittannië was zich al bewust van het strategische belang van Egypte als doorvoergebied voor de handelsroutes naar Azië. Bovendien verzekerden zij zich van invloed op het strategisch belangrijke Egypte, dat in de daaropvolgende decennia steeds afhankelijker zou worden van Europese economische en militaire steun.

Rusland en Oostenrijk profiteerden ook van de crisis door hun invloed in de Balkan en de Zwarte Zee te consolideren, terwijl Pruisen zichzelf positioneerde als een belangrijke diplomatieke speler in het Europese machtsspel. De Franse politieke isolatie tijdens de crisis leidde echter tot een afname van haar invloed in de regio, hoewel Frankrijk haar machtsbasis later opnieuw zou versterken met de bouw van het Suezkanaal in 1869.

De Economische Achteruitgang van Egypte

Ondanks het feit dat Mohammed Ali en zijn nakomelingen de controle over Egypte behielden, werd het land economisch verzwakt door de crisis. De militaire campagnes en de beperkingen die na de oorlog werden opgelegd, leidden tot een drastische daling van de industriële productie en de afname van de militaire macht van Egypte. Hierdoor werd het land steeds meer afhankelijk van Europese handel en investeringen, vooral uit Groot-Brittannië.

De economische neergang die volgde op de Oriëntaalse Crisis was het begin van wat sommige historici beschouwen als een langdurig proces van deïndustrialisatie. Waar Egypte ooit een bloeiende textiel- en wapenindustrie had, werd het land nu gedwongen om steeds meer buitenlandse goederen te importeren, wat leidde tot een structureel economisch tekort en afhankelijkheid van het Westen.

Conclusie en Historische Nasleep van de Oriëntaalse Crisis

De Oriëntaalse Crisis van 1840 betekende een beslissend moment in de geschiedenis van het Midden-Oosten en het Ottomaanse Rijk. De militaire en diplomatieke gebeurtenissen tijdens deze crisis markeerden het einde van Mohammed Ali’s ambities om een persoonlijk rijk uit te breiden in het oostelijke Middellandse Zeegebied. Hoewel hij en zijn nakomelingen de erfelijke heerschappij over Egypte en Soedan verkregen, werd hun militaire en politieke macht aanzienlijk beperkt.

Egypte’s Verminderde Rol en de Opkomst van Europese Invloed

Na de crisis en Mohammed Ali’s overgave werd Egypte, hoewel formeel autonoom, steeds meer een speelbal van Europese grootmachten. De controle over belangrijke handelsroutes en de economische afhankelijkheid van Europese goederen verzwakten het land verder. In de decennia die volgden, zou de groeiende Europese invloed, met name vanuit Groot-Brittannië, leiden tot de uiteindelijke Britse bezetting van Egypte in 1882. De gevechten en diplomatie van de jaren 1840 vormden dus het begin van een periode waarin Europese mogendheden hun greep op de regio versterkten, een proces dat het politieke landschap van het Midden-Oosten voor de komende eeuwen zou blijven beïnvloeden.

De Britse Dominantie en Langdurige Geopolitieke Gevolgen

De Britse rol in de Oriëntaalse Crisis legde de basis voor haar latere overheersing in het Midden-Oosten. De interventie in 1840 bewees het strategisch belang van Egypte voor Groot-Brittannië, vooral voor de bescherming van de handelsroutes naar India. Na het bouwen van het Suezkanaal in 1869 nam het belang van Egypte alleen maar toe. Het succes van de Britse interventie tijdens de Oriëntaalse Crisis zorgde er tevens voor dat Groot-Brittannië haar invloed kon uitbreiden, wat uiteindelijk leidde tot het beheer van het Suezkanaal en de effectieve controle over Egypte in de daaropvolgende decennia.

Daarnaast verzwakte de crisis het Ottomaanse Rijk verder, aangezien de centrale autoriteit van de sultan opnieuw werd uitgedaagd door interne en externe krachten. Hoewel de crisis op korte termijn de territoriale integriteit van het rijk behield, bleef het Ottomaanse Rijk tot zijn uiteindelijke ondergang in 1922 een kwetsbare entiteit, onder druk van zowel interne opstanden als Europese inmenging.

Bronnen en meer informatie

  1. Fahmy, Khaled. All the Pasha’s Men: Mehmed Ali, His Army, and the Making of Modern Egypt. Cambridge University Press, 1997.
  2. Afbeelding: Lt John Frederick Warre RN; P & D Colnaghi & Co Ltd, Richard Gilson Reeve, A. W. Reeve, Public domain, via Wikimedia Commons
  3. Karsh, Efraim. Islamic Imperialism: A History. Yale University Press, 2006.
  4. Malm, Andreas. Fossil Capital: The Rise of Steam Power and the Roots of Global Warming. Verso Books, 2016.
  5. Rogan, Eugene. The Fall of the Ottomans: The Great War in the Middle East. Basic Books, 2015.
  6. Wawro, Geoffrey. Quicksand: America’s Pursuit of Power in the Middle East. Penguin Press, 2010.